LINDA ROODENBURG



ARCHIVES

 


Ramadan in Rotterdam

(Verschenen in NRC Handelsblad van 22 september 2008)


Vroeger woonden vreemde volken netjes in hun eigen landen. Daar reisden we naar toe om ons te verbazen om hun exotische leefstijl. De rolverdeling was helder: we waren vreemden voor elkaar en dat wilden we graag zo houden. Hoe verder weg en vreemder het volk, des te meer indruk maakten onze verhalen en foto's bij thuiskomst. Er zijn nog wel een paar van dat soort volken. Ze bevinden zich op veilige afstand en de meeste zijn in groepsverband te bewandelen met een avontuurlijke reis. Maar de laatste jaren zijn er ook veel, heel dichtbij komen wonen. In de eigen buurt bijvoorbeeld. En dan worden die andere gewoontes ineens een stuk minder interessant. Vreemde geuren en klanken dringen het eigen territorium binnen en dat geeft een onveilig gevoel. De nieuwe buren dumpen een oude ijskast in de achtertuin, de rook van te lang geroosterde geit waait het huis binnen, kleine kinderen spelen tot diep in de nacht buiten en houden je wakker, je hoort muziek die je in een ver land erg bijzonder vind, maar niet op zondagmorgen in je eigen bed. Een moskee in Istanbul ga je bezoeken, maar in de eigen stad associeer je de minaretten eerder met raketten dan met een boeiende cultuur.

Het is ramadan in Rotterdam en ik woon in een moslimrijke buurt. De winkels zijn gevuld met specialiteiten voor de feestelijke maaltijd na zonsondergang. De Marokkaan heeft arganolie, de meest exclusieve olie in de wereld, met de vrouwenhand geperst uit de noot van een boom die alleen in Zuid-West Marokko groeit. Heel duur, maar vanwege de sterke smaak zijn een paar druppels genoeg. Hij heeft ook supergrote dadels, veel lekkerder dan de versuikerde exemplaren die zich in onze kerstpakketten ophouden. Het zijn medjoul dadels, doorgaans afkomstig uit de door Israel bezette gebieden, maar deze misschien niet. Ramadan is een maand van vrede. De Turkse buurtsuper heeft voor de gelegenheid bastirma oftewel gedroogd, met fenugriek gekruid vlees en üzum sucuk, een zoete worst van pistachenoten en honing. De Iraniër heeft zijn assortiment aangevuld met moerbeien, vacuüm getrokken zure kersen, gedroogde limoenen en een rijst van zeer bijzondere kwaliteit.

Het is vrijdag en ik ga brood halen bij bakkerij Marakesh. Het is druk en stil. Men praat op gedempte toon, het salam wordt bijna gefluisterd. Een heel andere sfeer dan in Nederlandse winkels waar vlak voor kerst gevochten wordt om de laatste hertenbiefstukken en eendelevers. Toch is de opwinding voelbaar. Op de toonbank staan schalen vol zorgvuldig gestapelde koekjes van noten, vijgen en dadels in verschillende vormen en maten. Drie kinderen luisteren met grote ogen naar de indrukwekkende bestelling van hun vader, maken kleine sprongetjes en knijpen in hun handen van genot bij het idee dat dit straks allemaal onder handbereik zal zijn. Midden op de toonbank staat een grote schaal met glanzend, mij onbekend banket. Als ik aan de beurt ben wijs ik op de schaal en vraag hoe deze specialiteit heet. "Gebakkie" is het antwoord. Ik constateer tevreden dat het Marokkaanse ramadan-gebak bij uitstek vernederlandst is en dat het goed gaat met de culinaire integratie in Rotterdam.

Ik schaf een pond gebakkie aan en leg het aan het thuisfront voor. We proeven honing, sesam, anijs, een vleugje saffraan en oranjebloesem. Hoe is het mogelijk dat deze verfijnde patisserie gewoon gebakkie genoemd wordt. Ik google wat rond op internet op zoek naar een recept. Op een Franse website vind ik een foto identiek aan ons gebakkie. Ik lees dat we goed geproefd hebben, alleen de arabische gom en wijnazijn hebben we gemist. Maar dan zie ik ook dat het op die website cheba kia heet. Wat een teleurstelling. Niks geen culinaire integratie, gewoon een toevallige woordovereenkomst.

Een paar winkels verder is slagerij Casablanca. Ook hier die ingetogen sfeer terwijl er kilo's schapenvlees en kebab over de toonbank gaan. Een Surinamer heeft zich breeduit voor de toonbank geposteerd. Hij trommelt met zijn vingers op de glazen vitrine en wacht op zijn beurt, terwijl hij het assortiment nauwkeurig in zich opneemt. Als het zover is galmt zijn stem door de betegelde ruimte: Wat is dat nou man, wil jij geen geld verdienen, waarom verkoop je nou nog geen varkensvlees man? Met een vloeiend Surinaams accent antwoordt de Marokkaan achter de toonbank: Nee man, en weet je waarom? Dat is niet ha-lal! De Surinamer haalt zijn schouders op. Weet je, doe mij twee kilo lopers man. De Marokkaan overhandigt twee zakken vol kippenvoeten en grijnst: Dit is gratis man.